Maandelijks archief: juli 2017

Horen dat je kanker hebt

Horen dat je kanker hebt
​Kanker kan je bestaan en zekerheden aan het wankelen brengen. Je toekomst is onzeker geworden.
Tijdens de behandeling stond alles in het teken van overleven. Na de behandelingen kan je je afvragen: wat heb ik nou eigenlijk allemaal meegemaakt? En opeens kunnen er allerlei gevoelens en emoties loskomen. Zoals angst, boosheid, frustratie, machteloosheid, paniek, somberheid, verdriet en wanhoop. 64% van (ex)kankerpatiënten geeft aan zich hier zorgen over te maken.

Verwerken kost tijd

Er bestaat geen pasklaar antwoord op de vraag hoe je het beste met kanker kunt leven. Iedereen is anders en elke situatie is anders. Iedereen verwerkt het hebben van kanker op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo.
Een aantal mensen verwerkt het zonder professionele hulp. Soms met hulp van naasten. Maar er zijn ook mensen bij wie dat niet lukt. De klachten verminderen niet of soms krijgen mensen juist alleen maar meer klachten.

Om hulp vragen kan lastig zijn

Het kan voor veel mensen moeilijk zijn om hulp te zoeken. Verschillende gedachten kunnen je tegenhouden, zoals “het is heel normaal dat ik er even doorheen zit, psychische hulp is dan toch niet nodig?” Of je relativeert je klachten: “Zo erg is het nou ook weer niet, het komt wel weer goed. Deze gedachten zijn heel begrijpelijk. Maar daardoor blijven mensen te lang rondlopen met ernstige klachten zoals piekeren, slaapproblemen en andere uitingen van stress. Hulp van een professionele zorgverlener kan dan veel opleveren of zelfs nodig zijn.

Hulp zoeken

De kans is groot dat je zelf niet beseft hoeveel invloed de klachten op je leven hebben. Omdat je er al zo lang mee rondloopt. Maar heb je al langere tijd last van bovenstaande klachten? Probeer dan toch hulp te zoeken.
 Bijvoorbeeld bij je (huis)arts of de (gespecialiseerd) verpleegkundige, een maatschappelijk werker, psycholoog of geestelijk verzorger. Hulp betekent niet per se maandenlang in therapie gaan. Soms kunnen 1 of een paar gesprekken al helpen.
Probeer iemand te vinden die ervaring heeft met de begeleiding van mensen met kanker. Via kanker.nl/verwijsgids kun je ondersteunende behandeling en begeleiding bij jou in de buurt vinden.
Er zijn ook speciale organisaties voor emotionele ondersteuning van (ex)kankerpatiënten zoals de IPSO en de NVPO.
 Vergeet niet bij je ziektekostenverzekeraar te informeren of de kosten worden vergoed.
 Bron: KWF/KWF.nl

Moleculen controleren gedrag kankercellen

Wetenschappers hebben een ‘taxi’ gevonden voor krachtige moleculen die het gedrag van kankercellen kunnen controleren.

Ribonucleïnezuur (vaak afgekort tot RNA) kan het gedrag van kankercellen beïnvloeden. En daarmee is het molecuul in theorie heel geschikt om kanker te bestrijden. Maar dan moet je dat molecuul natuurlijk eerst wel bij die kankercel weten te krijgen. En daarvoor heb je een ‘taxi’ nodig. Amerikaanse onderzoekers schrijven in het blad Proceedings of the National Academy of Sciences dat ze nu zo’n taxi gevonden hebben. En wel in de vorm van albumine: een veelvuldig in het bloed voorkomend eiwit.

Langer actief
De onderzoekers pasten een ribonucleïnezuur-molecuul zo aan dat het zich snel in een albumine-eiwit kon verstoppen. Het molecuul – siRNA-L2 genoemd – bindt zich daarbij aan het eiwit op de plek waar zich normaliter vetzuren binden. “Als we siRNA direct, dus zonder drager, in het lichaam stoppen, wordt het binnen twee minuten door de nieren opgeruimd,” vertelt onderzoeker Craig Duvall. “Als we het (de moleculen, red.) in synthetische nanodeeltjes stoppen om dat te voorkomen, worden ze weggefilterd door de lever. Albumine circuleert dagenlang in het lichaam, waardoor de siRNA-L2-moleculen beter beschikbaar zijn voor aflevering bij de tumoren.”

Stop de groei
Omdat kankercellen een verhoogde stofwisselingsactiviteit vertonen, reist het albumine-eiwit met daarin siRNA-L2 naar de tumoren en gaat er snel aan de slag. Omdat het molecuul klein is kan het diep in de tumoren doordringen. Eenmaal in de tumor gearriveerd, legt het molecuul de genen die van belang zijn voor de groei en overlevingskansen van de tumor het zwijgen op.

Experimenten
Experimenten onderschrijven de kracht van siRNA-L2. Onderzoekers lieten met siRNA-L2 geladen albumine-eiwitten los in kankerweefsel dat uit een borst van een mens was verwijderd. Na enige tijd was in de tumor drie keer meer siRNA-L2 te vinden dan in weefsel waarin synthetische nanodeeltjes geladen met siRNA-L2 waren losgelaten.Maar de nieuwe aanpak – met albumine als ‘taxi’ – heeft nog meer belangrijke voordelen. Zo wordt de hoeveelheid siRNA-L2 die in synthetische nanodeeltjes gestopt kan worden, beperkt door de bijwerkingen die het molecuul geeft. Anders is dat als we siRNA-L2 in albumine-eiwitten stoppen. In dat geval kan een veel hogere dosis van het molecuul afgeleverd worden bij de tumor zonder dat de patiënt daar hinder van ondervindt. “Wat mij het meest fascineert en opwindt als het gaat om deze nieuwe aanpak (…) is het gebrek aan bijwerkingen bij een relatief hoge dosis,” vertelt onderzoeker Dana Brantley-Sieders hier over. “We kunnen ons siRNA-afleversysteem wellicht gebruiken om meerdere genen tegelijkertijd of opeenvolgend aan te pakken. De meeste kankers worden namelijk aangedreven door meerdere abnormale genen, dus het aanvallen van de één leidt vaak tot activering van andere, aangezien de tumor zich aanpast.”
Bron: Van der Bilt University/Scientias.Nl/Proceedings of the National Academy of Sciences

PSA waarden

Uitslag PSA waarde door test

PSA, wat staat voor Prostaat Specifiek Antigeen, is een eiwit dat bijna alleen in de prostaat aanwezig is. Ook speeksel- en melkklieren scheiden PSA uit maar in zo’n gering mate, dat het verwaarloosbaar is (maximaal 1 % van het totale PSA). Indien er een prostaat is, is er dus ook PSA in het bloed, dat “lekt” namelijk uit de prostaat in de bloedvaten (zie voor uitgebreidere informatie ‘Wat is PSA?’). De PSA waarde wordt bepaald aan de hand van de PSA test.

Als de gehele prostaat verwijderd is, zoals bij een radicale prostatectomie voor prostaatkanker, is in principe het PSA gehalte dus 0,0. Een stijging van het normale PSA-gehalte in het bloed kan een aanwijzing zijn dat er iets met de prostaat aan de hand is, zoals een ontsteking of een tumor.

De interpretatie van de PSA-uitslag is niet eenvoudig want met de leeftijd neemt het PSA-gehalte in het bloed toe, zonder dat er sprake hoeft te zijn van enige afwijking aan de prostaat. Boven de 50 jaar blijken 2 op elke 10 mannen (20%) een verhoogde PSA-waarde te hebben. Die verhoogde waarde kán op prostaatkanker wijzen, maar komt ook voor bij een goedaardige prostaatvergroting, een urineweginfectie of een prostaatontsteking. Daarom is bij een verhoogde PSA-waarde altijd aanvullend onderzoek nodig. Echter, hoe hoger de PSA-waarde is, des te aannemelijker het is dat er sprake is van prostaatkanker.

De PSA “normaalwaarden” verschillen helaas per laboratorium waardoor vergelijking tussen verschillende ziekenhuizen soms lastig is. Deze verschillende bepalingsmethodes maken een beoordeling lastig. De waarde van het PSA is veelal ook leeftijdsafhankelijk. Met het ouder worden en het groeien van de prostaat zal ook het PSA stijgen.

Leeftijd     Waarde   
 40-49  < 2,5
 50-59  < 3,5
 60-69  < 4,5
 70-79  < 6,5

Gemiddelde normaalwaarden per leeftijdscategorie

Wat betekent de uitslag?

Normaal
De PSA-waarde ligt gemiddeld tussen 0 en 4 µg/l (microgram per liter bloed), afhankelijk van de leeftijd. Ook mannen met een PSA in het “normale “gebied kunnen prostaatkanker hebben. De kans hierop is niet zo groot. Vaak zijn dit tumoren die klinisch niet significant zijn, geen behandeling behoeven. Soms heeft een patiënt bij een zeer lage PSA toch een prostaakanker te hebben met een zeer agressieve groeiwijze. Deze tumorcellen maken weinig PSA. Gelukkig is dit een niet zo vaak voorkomende situatie. afhankelijk wat men als normaal bestempeld wordt er nader onderzoek gedaan. In Nederland is dit meestal als de PSA groter is dan de voor de leeftijd normale waarde of indien de PSA, ook in het normale gebied, meer dan 0,75 µg/l per jaar stijgt.

Circa 80% van de mannen van 50 jaar en ouder heeft een normale (niet verhoogde) PSA-waarde. Toch kan iemand met een normale uitslag (beginnende) prostaatkanker hebben: bij 1 op 100 mannen (1%) komt dat voor.
Er zijn artsen die menen dat de grens van PSA bij jonge mannen (jonger dan 40 jaar) lager is dan 4,0 µg/l. De reden hiervan is dat er ook jonge mannen zijn met prostaatkanker die een waarde hebben tussen 2,5 µg/l en 4,0 µg/l. Aan de andere kant zijn er ook veel mannen die geen prostaatkanker hebben, maar toch een waarde hebben groter dan 4,0 µg/l. De betekenis van de PSA-waarde is dus niet eenduidig.
Bij een niet-verhoogde en niet stijgende PSA waarde is geen verdere actie nodig. Afhankelijk van uw leeftijd of PSA-waarde kunt u, in overleg met uw arts, overwegen de test na enkele jaren te herhalen.

Licht verhoogd
Bij waarden tussen 4,0 en 10,0 µg/l kan er sprake zijn van prostaatkanker, maar dat is niet zeker (de kans bij deze waarde is ongeveer 25%). Er kan ook sprake zijn van een ontsteking (prostatitis) of een benigne prostaat hypertrofie (BPH). Een vergrote prostaat kan namelijk ook een verhoogde PSA waarde geven.
Als de PSA-waarde verhoogd is (hoger dan 4) of bij herhaling stijgt, is nader onderzoek door een specialist nodig om na te gaan wat de oorzaak van de verhoging is.
Bij een testuitslag tussen de 4 µg/l en 10 µg/l wordt vaak een aanvullende PSA-test gedaan. Hierin wordt het vrij PSA gemeten. PSA is deels gebonden aan grote moleculen en door de verhouding vrij en totaal (gebonden + vrij) te berekenen, kan beter voorspeld worden of er een verhoogd risico is op prostaatkanker. Is de verhouding verschoven naar minder vrij PSA dan is het risico op prostaatkanker verhoogd. Vaak wordt dan met behulp van echo of een biopsie de prostaat nader onderzocht.

Voor het advies over het vervolg, zal de arts bij elke uitslag diverse factoren betrekken, zoals uw leeftijd, eventuele ziektes die uw conditie nadelig beïnvloeden en de PSA-waarde. Het is dus niet alleen de PSA-waarde die bepaalt of u het advies krijgt u verder te laten onderzoeken.

Sterk verhoogd
In de medische wereld is men het er wel over eens dat voor patiënten met een PSA-waarde groter dan 10,0 µg/l er een sterke aanwijzing is voor prostaatkanker; de kans daarop is dan meer dan > 65%.
Om er achter te komen of het wel degelijk prostaatkanker is en wat de aard van de tumor is, is wederom aanvullend onderzoek nodig. Klik hier voor een overzicht van de verschillende onderzoeken.

Bron: De prostaatkliniek

Behandeling prostaatkanker

Prostaatkanker

Prostaatcarcinoom (prostaatkanker) is een woekering van klier cellen in de prostaat. Deze vorm van kanker komt vooral voor bij mannen boven de 40 jaar. Het mannelijk hormoon testosteron speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van prostaatcarcinoom. Ook het westerse eetpatroon (rood vlees, dierlijke vetten, weinig groente en fruit) is mogelijk van invloed. Erfelijke factoren spelen eveneens mee, gezien het verhoogde risico bij kinderen van vaders en andere verwanten met een prostaatkanker.

Symptomen bij prostaatcarcinoom

Prostaatcarcinoom kan zich zonder een enkele klacht ontwikkelen. In een later stadium kunt u problemen krijgen met plassen en de stoelgang. Bij uitzaaiingen kunt u pijn in de botten en lymfeklieren voelen. Ook kan de kwaliteit en kwantiteit van uw sperma veranderen.

Sneldiagnostiek prostaatcarcinoom

Het Antoni van Leeuwenhoek biedt voor prostaatcarcinoom sneldiagnostiek aan. Lees hier meer over op de pagina van Sneldiagnostiek Prostaatkanker.

Second opinion na diagnose kanker

Het is mogelijk dat bij u elders de diagnose kanker is gesteld maar u graag een second opinion in het Antoni van Leeuwenhoek wilt aanvragen. Lees meer over second opinion en hoe dit verloopt in ons instituut.

Uw behandelend arts bepaalt in overleg met u welke onderzoeken er nodig zijn voor het stellen van de diagnose en het opstellen van het behandelplan. Alle genoemde onderzoeken en behandelingen kunnen, maar hoeven niet toegepast te worden. De onderzoeken en behandelingen hangen onder andere af van uw conditie, leeftijd en het stadium van de ziekte.

Diagnostiek

Om de diagnose prostaatkanker te kunnen stellen, worden de volgende onderzoeken verricht:

Bron: Antoni van Leeuwenhoek

 

Overlijdensrisico kinderen door rookgedrag ouders

 Intelligentie voorspelt langer leven

Kinderen die lager scoren op een intelligentietest hebben een aanzienlijk groter risico om te overlijden aan hart- en vaatziekten, longziekten, maligniteiten die een verband hebben met roken, ziekten van de tractus digestivus en dementie. Dit verband kan maar voor een deel worden verklaard door verschillen in sociaal-economische omstandigheden of rookgedrag.

Dat blijkt uit een analyse van de sterfte onder ruim 65.000 Schotten die in 1947, op 11-jarige leeftijd, allemaal tegelijk een intelligentietest ondergingen op school (BMJ. 2017; 357:j2708). Catherine Calvin en collega’s van onder meer de Universiteit van Edinburgh koppelden de resultaten van de intelligentietest ­- de Moray House test nummer 12 ­­- aan de doodsoorzaakstatistieken. De follow-up eindigde in 2015. De bijna 40.000 nog levende leden van het cohort waren inmiddels 79 jaar oud.

Voor alle belangrijke doodsoorzaken was er een inverse relatie met intelligentie. Het sterkste verband was met longziekten: de 10% hoogst scorende kinderen hadden twee derde minder risico om hieraan te overlijden dan de 10% laagst scorende kinderen. Voor coronairlijden, CVA, rokengerelateerde kankersoorten, maagdarmleverziekten en niet natuurlijke dood van het risico voor de hoogst scorende groep de helft. Voor dementie en suïcide was dit verschil een kwart. Correctie voor rookgedrag verminderde het verband met hart- en vaatziekten en longziekten met slechts 12-27%, met rokengerelateerde maligniteiten en longkanker in het bijzonder met respectievelijk 40 en 50%. Ook sociaal-economische status kon het verband maar deels verklaren.

Calvin en collega’s opperen 2 verklaringsrichtingen. Duidelijk dat er een verband is tussen intelligentie op kinderleeftijd en leefstijlfactoren en ook bijvoorbeeld blootstellingen op het werk.

Mogelijk spelen echter ook genetische factoren een rol. In de ‘bodily system integrity’-theorie is intelligentie een van de markers voor een optimaal lichamelijk functioneren, zowel fysiek als mentaal. Zij verwachten dat het debat over deze verklaringsrichtingen de komende jaren verder wordt gevoerd.

Meer kans op kanker door overgewicht

Overgewicht en meer kans op kanker

Vooral de kansen op lever- en galblaaskanker zouden toenemen, schrijven onderzoekers van het Imperial College in Londen. Ook zouden mannen 10 procent meer kans hebben op het krijgen van darmkanker, terwijl vrouwen in de menopauze zonder hormoontherapie, hier 11 procent kans op hebben.

Het onderzoeksteam vergeleek 204 studies die keken naar de link tussen de Body Mass Index (BMI), gewichtstoename, tailleomvang en 36 soorten kanker.

Volgens het World Cancer Research Fund (WCRF), die het onderzoek subsidieerde, zouden in Groot-Brittanië rond de 25.000 kankergevallen voorkomen kunnen worden, als iedereen een normaal gewicht zou hebben.

Hoofd van het onderzoek, Dr Panagiota Mitrou, zegt: “Naast niet roken, is het hebben van een gezond gewicht het belangrijkste om het risico op kanker te verminderen. Obesitas is wereldwijd een steeds groter probleem aan het worden en het is ontzettend belangrijk dat het bestrijden hiervan de hoogste prioriteit krijgt”, aldus de onderzoeker.

Sterfte longkanker ouderen

Longkanker wordt bij de oudste ouderen minder vaak actief behandeld dan bij jongere ouderen of bij patiënten ≤ 70 jaar. Slechts 8% van de Nederlandse 85-plussers met longkanker ontvangt behandeling volgens de geldende richtlijn en 25% krijgt een andere vorm van kankerbehandeling, tegenover respectievelijk 39 en 23% van de patiënten in de leeftijdsgroep 71-84 jaar. De oudste ouderen die wel een behandeling krijgen, lijken goed geselecteerd te zijn: hun overleving wijkt niet af van die van jongere lotgenoten. Dat ontdekten Karlijn Schulkes (Diakonessenhuis Utrecht) en collega’s (Lung. 2017; online 19 juni).

Volgens de database van de Nederlandse Kankerregistratie kregen 47.951 personen in Nederland de diagnose ‘longkanker’ in de periode 2010-2014. Daarvan was 5% ouder dan 85 jaar. Bij deze groep was de diagnose significant minder vaak histologisch bevestigd en ook vond er minder vaak stadiëring plaats. Twee derde van de 85-plussers kreeg uiteindelijk alleen ondersteunende, niet-curatieve behandeling, tegenover 38% van de jongere ouderen (71-84 jaar). Hun 1- en 2-jaarsoverleving was significant slechter dan die van leeftijdsgenoten met hetzelfde tumorstadium die actieve behandeling kregen. Het maakt daarbij niet uit of de eerste keuze uit de richtlijn wordt gekozen of een andere vorm van actieve behandeling. Overigens zijn deze cijfers alleen bekend voor niet-kleincellig longcarcinoom; de 8% met kleincellig longcarcinoom was te klein voor dergelijke analyse.

Aangezien de Nederlandse Kankerregistratie geen comorbiditeit en nauwelijks andere individuele patiëntkenmerken vastlegt, is op basis van dit onderzoek geen uitspraak te doen over welke 85-plussers baat zouden hebben bij actieve behandeling van longkanker. Schulkes et al. hopen dat onderzoek hiernaar wel gaat plaatsvinden, zodat we kunnen voorspellen welke oudste ouderen we deze intensieve behandeling kunnen aanbevelen en bij wie we ons beter kunnen richten op comfort.

 Bron: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde/Diakonessenhuis Utrecht

Middel voor vrouwen met uitgezaaide borstkanker

 

Recent keurde minister Schippers van VWS het middel palbociclib goed. Dit middel komt uit de sluis en wordt gegeven aan vrouwen met uitgezaaide, hormoonreceptor positieve borstkanker.

Bij het voorschrijven van palbociclib moet een keuze worden gemaakt om dit al direct in de behandeling te geven (1e lijn) of dat als een vervolgbehandeling te doen (2e lijn). Om te onderzoeken wat het verschil in effectiviteit is tussen gebruik van palbociclib in de 1e lijn of in de 2e lijn, en wat het verschil in bijwerkingen en de kosten-effectiviteit is, is de SONIA-trial opgezet  (Selecting the Optimal positioN of CDK4/6 Inhibitors in HR+ Advanced breast cancer).

De SONIA-trial wordt uitgevoerd onder de vlag van de Borstkanker Onderzoek Groep (BOOG), in samenwerking met Borstkanker Vereniging Nederland (BVN). Medisch oncoloog Gabe Sonke van het Antoni van Leeuwenhoek is onderzoeksleider, samen met Agnes Jager (Erasmus MC) en Inge Konings (VUmc). Gabe Sonke is blij dat de minister geld beschikbaar stelt voor deze belangrijke studie: ‘De studieopzet is tot stand gekomen met grote betrokkenheid van de patiëntenvereniging. Dat is zeker ook motiverend geweest voor de ziekenhuizen die besloten hebben deel te nemen.’

De studie start per 1 oktober en 74 ziekenhuizen in Nederland doen mee. De SONIA-studie loopt  3,5 jaar. Ongeveer een jaar na het includeren van de laatste patiënt zijn de resultaten bekend. Voor de studie heeft de minister 6 miljoen euro ter beschikking gesteld.

Bron: Antoni van Leeuwenhoek/BVN/Erasmus MC/VUmc/BOOG

Unieke behandeling prostaatkanker

Unieke behandeling prostaatkanker in het UMC Radboud
Radiologen en urologen van het UMC St Radboud hebben, als eerste in Nederland, bij een patiënt met prostaatkanker een tumor lokaal bevroren onder MRI-geleide.

De behandeling is uniek omdat de artsen alleen de tumor bevriezen en niet de gehele prostaat behandelen en de procedure met MRI uitvoeren.

Radioloog Jurgen Futterer: “Dankzij MRI zien we zeer nauwkeurig waar de tumor zich bevindt en hoe agressief deze is. We kunnen de tumor zo heel gericht behandelen. We brengen in en rondom de tumor speciale naalden in.”

”Deze worden extreem koud gemaakt, waardoor we de tumor bevriezen en de cellen vernietigen. Het lichaam ruimt de tumorcellen vervolgens zelf op. Door alleen de tumor te behandelen en niet een groter omliggend gebied is de kans op complicaties, zoals incontinentie en impotentie, aanzienlijk kleiner. Ook herstelt de patiënt naar verwachting sneller.”

Eén op de zes mannen krijgt te maken met prostaatkanker. Het is daarmee de meest voorkomende kanker bij mannen. In Nederland wordt jaarlijks bij 10.000 mannen prostaatkanker vastgesteld.

Echobegeleiding

Cryoablatie wordt al langer toegepast bij de behandeling van prostaatkanker, vaak bij patiënten bij wie de tumor terugkeert en waarbij bestraling niet meer mogelijk is. Tot nu toe vond de behandeling alleen plaats onder echobegeleiding. Hierbij wordt ook een groter deel van de prostaat bevroren omdat echografie de tumor minder duidelijk zichtbaar maakt. Ook neemt de kans op complicaties toe bij het behandelen van een groter gebied.

Inmiddels is wetenschappelijk onderzoek gestart naar de MRI-geleide cryobehandeling bij mannen met een terugkerende tumor na bestraling.

Kanker vanuit islamitisch perspectief

Kanker vanuit islamitisch perspectief

 In de behandeling van kanker speelt bij islamitische patiënten het geloof een belangrijke rol. Een speciale werkgroep, onder leiding van maatschappelijk werker Farida Ilahi, heeft nu een richtlijn opgesteld, die hulpverleners in het Antoni van Leeuwenhoek handreikingen biedt om deze patiënten passende zorg te kunnen bieden.

De reden voor het opstellen van de richtlijn is tweeledig, legt Farida uit. ‘Ten eerste merken we in de dagelijkse zorg dat er weinig kennis is bij hulpverleners over de rol van het geloof bij islamitische patiënten. Hoewel ‘de moslim’ niet bestaat, denk ik dat het belangrijk is dat je als hulpverlener enigszins op de hoogte bent van de islamitische normen, waarden en cultuur. Alleen dan kun je de patiënt benaderen op een individuele en respectvolle manier. Met de richtlijn willen we niet alleen handreikingen bieden, maar hulpverleners ook stimuleren om zich te verdiepen in de betekenis van het geloof voor elke specifieke patiënt. Zodat de patiënt, en dat is de tweede reden voor deze richtlijn, zich gehoord en gezien voelt en passende zorg ontvangt.’

Deskundige tolk

Vooral miscommunicatie zorgt nu voor veel problemen, ziet Farida: ‘Voor een deel ontstaat miscommunicatie door een taalprobleem, waardoor informatie over de ziekte niet altijd goed aankomt. Daarnaast heerst er binnen de islam een taboe op het praten over kanker en de dood. Als de waarheid confronterend is, gebeurt het dat informele tolken, zoals kinderen of anderen naasten, hun dierbare willen beschermen. Ze vertellen dan bijvoorbeeld niet, of niet duidelijk, wat de prognose is. Lastig, want je hebt als zorgverlener de plicht om te informeren. Patiënten hebben het recht om informatie te kunnen weigeren, maar hoe weet je wat de patiënt wenst, als er een informele tolk tussen zit?’ Hoewel de richtlijn puur een handreiking is, is dat wel een van de dwingende adviezen die Farida zou willen geven: schakel op tijd een deskundige tolk in. ‘Door duidelijk te communiceren op cruciale momenten, zoals de diagnosestelling, start van behandeling, of overgang naar een andere ziektefase, voorkom je crisissituaties. Dat is nu het moment waarop we als medisch maatschappelijk werkers vaak worden betrokken. Heel vaak is een crisis te voorkomen als informatie eerder duidelijk was geweest.’

Allah beslist

Maar hoe communiceer je met een patiënt, die vanuit zijn geloof niet wenst te praten over ziekte en eventueel een naderende dood? Hoe ga je om met een patiënt, die geen morfine toegediend wenst te krijgen, omdat hij helder voor Allah wil verschijnen na zijn overlijden? Farida: ‘Door de ziekte in de context van de islam te plaatsen en daarbij handreikingen te geven. Moslims geloven dat alles door Allah geschapen is, dus niet alleen ziekte en gezondheid, maar ook de kennis en medicatie om de ziekte te behandelen. Als je zegt: ‘U hebt nog een maand te leven’, kan dat boosheid en verlies van respect voor de arts tot gevolg hebben. In dat licht zou je ook kunnen zeggen: we blijven hopen en hebben er alles aan gedaan, nu is het in Allah’s handen. Of je kunt refereren aan dat in de Koran staat dat elke moslim voorbereid moet zijn op de dood. Stel dat Allah besluit u te halen, wat wilt u dan nog regelen? Artsen genieten in beginsel veel respect, dus als het hen lukt de islamitische patiënt op de juiste toon aan te spreken, valt er veel te winnen.’