Maandelijks archief: mei 2017

Rokers vaker minder opgeleid

Rokers zijn vaker laagopgeleid

Laagopgeleiden roken vaker en meer dan hoogopgeleiden. De laatste decennia zijn steeds minder mensen gaan roken, maar de verschillen in rookgedrag tussen mensen met verschillend opleidingsniveau worden steeds groter.

Dat blijkt uit woensdag – Wereld Anti-Tabaksdag – gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in samenwerking met het RIVM en Trimbos-instituut.

Het totale aandeel rokers onder hoogopgeleiden is in Nederland sinds 1989 bijna gehalveerd. Bij laagopgeleiden daalde dat beduidend minder. Ruim een kwart eeuw geleden rookte 38 procent van de laagopgeleiden, 40 procent van de middelbaar opgeleiden en 34 procent van de hoogopgeleiden. Nu gaat het om 28 procent van de laag-, 26 procent van de middelbaar- en 18 procent van de hoogopgeleiden.

Vorig jaar liep het aandeel rokers uiteen van 31 procent van de mensen met het laagste opleidingsniveau (ten hoogste basisonderwijs) tot 13 procent van de mensen met een universitaire opleiding.

Vaker en meer

Laagopgeleiden roken niet alleen vaker, ze roken ook meer. Van de laagopgeleide rokers rookt de overgrote meerderheid dagelijks (87 procent). Bij de rokers met een universitaire opleiding gaat het om minder dan de helft. Ook zwaar roken – dat wil zeggen minstens twintig sigaretten per dag – komt meer voor onder lager opgeleiden.

Ruim een derde van de mensen ouder dan vijfentwintig jaar heeft vroeger gerookt, maar is inmiddels gestopt. Het percentage mensen dat nooit heeft gerookt verschilt flink per opleidingsniveau: meer dan de helft van de hoogst opgeleiden heeft nooit gerookt, tegenover ruim een derde van de laagopgeleiden.

Bron: AD/ANP/CBS/RIVM

Kanker minder dodelijk over twintig jaar

Kanker is over twintig jaar in 90 procent van de gevallen niet meer dodelijk. Dat voorspelt het kankercentrum Antoni van Leeuwenhoek maandag.

“Wij durven dit te zeggen omdat vanuit het onderzoeksveld steeds meer kennis ontstaat over behandelingen. Daarnaast gaan de technologische ontwikkelingen heel snel”, volgens bestuursvoorzitter René Medema in het AD.

Het ziekenhuis zegt voor sommige groepen patiënten al de techniek in huis te hebben om specifieke tumoren te bestrijden. Als het aan het ziekenhuis ligt komt er voor iedere patiënt een kankerbehandeling op maat, maar daarvoor is nog wel meer onderzoek nodig.

De techniek om alle dna-afwijkingen die in tumoren voorkomen in kaart te brengen, is volgens Medema nu beschikbaar.

Zodra per patiënt snel en goedkoop kan worden uitgezocht om welke afwijkingen het gaat, is exact te bepalen welke medicijnen nodig zijn.

Standaardbehandeling

Nu overleeft de helft van alle kankerpatiënten de ziekte. Zij krijgen vaak een standaardbehandeling die getest is op een grote groep patiënten.

“Daardoor slaat die behandeling niet bij iedereen aan. In tegenstelling tot wat we vroeger dachten zijn er veel meer soorten kanker. Zo zijn er bijvoorbeeld geen drie soorten longkanker, maar misschien wel honderd.”

Medema benadrukt dat er steeds betere medicijnen en operatietechnieken ontwikkeld worden. Ook worden grote stappen gemaakt op het gebied van immunotherapie, waarbij het afweersysteem van het lichaam gebruikt wordt tegen de ziekte. “100 procent genezing bereiken we nooit, maar 90 procent moet zeker lukken.”

Kans op kanker door overgewicht

Vooral de kansen op lever- en galblaaskanker zouden toenemen, schrijven onderzoekers van het Imperial College in Londen. Ook zouden mannen 10 procent meer kans hebben op het krijgen van darmkanker, terwijl vrouwen in de menopauze zonder hormoontherapiehebben hier 11 procent kans op hebben.

Het onderzoeksteam vergeleek 204 studies die keken naar de link tussen de Body Mass Index (BMI), gewichtstoename, tailleomvang en 36 soorten kanker.

Volgens het World Cancer Research Fund (WCRF), die het onderzoek subsidieerde, zouden in Groot-Brittanië rond de 25.000 kankergevallen voorkomen kunnen worden, als iedereen een normaal gewicht zou hebben.

Hoofd van het onderzoek, Dr Panagiota Mitrou, zegt: “Naast niet roken, is het hebben van een gezond gewicht het belangrijkste om het risico op kanker te verminderen. Obesitas is wereldwijd een steeds groter probleem aan het worden en het is ontzettend belangrijk dat het bestrijden hiervan de hoogste prioriteit krijgt”, aldus de onderzoeker.

Uitgezaaide dikke darmkanker ouderen

Oudere patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker blijken volgens onderzoek minder gebruik te maken van de beschikbare behandelingen. Terwijl wel bekend is dat de behandeling voor deze groep patiënten levensverlengend kan zijn met behoud van kwaliteit van leven.

Dat stelt promovendus Lieke Razenberg van het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven op basis van cijfers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).

“Het is van belang om de bewustwording bij ouderen te vergroten. Vroeger waren er geen levensverlengende therapieën beschikbaar bij uitgezaaide dikkedarmkanker, maar er zijn aanzienlijke vorderingen gemaakt”, legt Razenberg uit. “Ook voor oudere patiënten zijn er behandelingen beschikbaar die levensverlengend zijn en vaak minder bijwerkingen hebben dan dat ze denken.”

Ook zou het volgens de promovendus kunnen zijn dat artsen terughoudend zijn in het voorschrijven van behandelingen bij oudere patiënten. “De richtlijnen om een therapie voor te schrijven, zijn gebaseerd op jongere patiënten. Voor oudere patiënten is er een grijs gebied. We weten niet altijd of een therapie bij oudere patiënten baat heeft. Daar is nog een wereld te winnen. Zeker als je weet dat er de komende tijd veel nieuwe middelen beschikbaar zullen komen”, aldus Razenberg

“De patiënt en zijn of haar behandelaar zouden altijd met elkaar in gesprek moeten gaan over de nog beschikbare behandelmethoden”, stelt Razenberg. “De ene oudere patiënt is de andere niet. Juist daarom is het goed om alle beschikbare behandelingen te bespreken, om na te gaan of een tumorgerichte behandeling zinvol is in hun situatie.”

Cijfers

Uit cijfers van 2016 blijkt dat in dat jaar 15.427 mensen de ziekte kregen, een derde van hen was 75 jaar of ouder. Hoewel tachtig procent van de patiënten nog geen uitzaaiing heeft bij de eerste diagnose, ontwikkelt veertig tot vijftig procent van de patiënten deze wel in een later stadium.

Onnodige nabehandeling baarmoederkanker

Patiënten met baarmoederkanker krijgen in Nederland vaak onnodig een nabehandeling. Dat blijkt uit het onderzoek van Ellen Stelloo, die op 20 april promoveerde aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

Baarmoederkanker is in Nederland het meest voorkomende type kanker aan de vrouwelijke geslachtsorganen. Het onderzoek van Stelloo maakt meer duidelijk over het ziektebeloop van patiënten met deze ziekte en de bepaling van een geschikte nabehandeling. “Nu wordt aan de hand van klinische en pathologische kenmerken, zoals leeftijd, type baarmoederkanker en de uitgebreidheid van een tumor, bepaald welke nabehandeling het beste is voor de patiënt. Dat zijn controles of, bij een hoger risico, radiotherapie”, legt de promovenda uit.

Onderzoek

Stelloo heeft gekeken bij hoeveel patiënten met een hoger risico het nodig is om alleen controles uit te voeren. “We hebben met ons onderzoek beter zicht gekregen op de specifieke kenmerken van de tumor.” Deze zijn belangrijk om te bepalen welke zorg een patiënt moet krijgen. Patiënten met baarmoederkanker die een gunstig ziektebeloop hebben op basis van deze tumorkenmerken, hebben alleen een operatie nodig. Na het verwijderen van de baarmoeder zijn een aantal controles nodig. Patiënten met een ongunstig of een gemiddeld ziektebeloop, krijgen na de operatie radiotherapie.

Volgens het onderzoek valt 55 % van de huidige baarmoederkankerpatiënten met een hoger risico in de eerste categorie. “Bij deze patiënten is een operatie met daaropvolgende controles voldoende”, aldus Stelloo. “Radiotherapie is niet nodig.” Zonder verdere nabehandeling blijven de overlevingskans en de kans op het terugkeren van de ziekte hetzelfde. “Radiotherapie is weliswaar een weinig belastende nabehandeling”, aldus Stelloo, “maar het geeft toch bijwerkingen. Ook hoeven patiënten nu niet meer onnodig naar het ziekenhuis te komen om behandeld te worden.”

Trial

Toch wijst een ander LUMC-onderzoek uit dat patiënten liever kiezen voor een nabehandeling. Daar voelen zij zich beter bij. Sinds juni 2016 loopt een landelijke trial, opgezet en gecoördineerd vanuit het LUMC, waar in totaal 500 patiënten aan mee gaan doen. Deze proef is gebaseerd op Stelloo’s onderzoek en biedt patiënten met baarmoederkanker meer zekerheid over hun behandeling. Stelloo: “Op basis van weefselonderzoek maken we voor elke patiënt een zogenoemd ‘moleculair profiel’ aan. Dit profiel brengt niet alleen de kenmerken van de tumor in beeld, maar zegt ook iets over het ziektebeloop en de gewenste nabehandeling. Overbehandeling zal in de toekomst steeds minder vaak voorkomen.

Bron: LUMC

Diagnose gynaelogische kanker

Per jaar krijgen in Nederland meer dan vierduizend vrouwen de diagnose gynaelogische kanker. Rinske Bakker deed haar promotieonderzoek aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en onderzocht hoe vrouwen die daar behoefte aan hebben na behandeling hun seksuele relatie weer op kunnen pakken.

Gynaecologische kanker is een verzamelnaam voor kanker aan de vrouwelijke geslachtsorganen zoals de baarmoeder, baarmoederhals, eileiders, vagina en vulva (het uitwendige deel, bestaande uit schaamlippen, clitorus en opening naar de vagina). Als de diagnose is gesteld en de behandeling achter de rug, wil een deel van de vrouwen haar seksuele leven weer oppakken. Of (doorgaan met) een partner zoeken. “Ziektevrij zijn is slechts een begin, want leven is meer dan overleven”, stelt Bakker.

Angst voor pijn

Bakker deed onderzoek onder vrouwen, hun partners én zorgverleners om te kijken hoe de vrouwen na gynaecologische kanker hun seksleven weer op de rails kunnen krijgen. Hun problemen zijn zowel lichamelijk als psychosociaal van aard. Vrouwen die zowel uitwendig als inwendig zijn bestraald, hebben een extra lichamelijke handicap. De binnenkant van hun vagina verandert door de bestraling en kan gaan verkleven. Als vrouwen hun vagina open willen houden voor penetratie in de toekomst, is het zaak die verkleving tegen te gaan. Dat kan met behulp van zogenoemde pelotten. Dat zijn staafjes met een verschillende omtrek die de vrouw in haar vagina inbrengt en heen en weer beweegt. Om later gemeenschap mogelijk te maken, moet ze daar al al ongeveer een maand na de behandeling mee beginnen, en er een jaar mee doorgaan. Dat vergt discipline en doorzettingsvermogen.Bij de meeste vrouwen speelt angst een rol. Vooral voor pijn maar ook voor bloedverlies; dat kan worden opgevat als een teken dat de kanker is teruggekeerd.

Partner hoort bij de oplossing

Bakker legde vierhonderd vrouwen een vragenlijst voor. Met dertig hield ze een interview, en twintig vrouwen kregen begeleiding bij het hervinden van hun seksuele leven in de vorm van vijf afspraken met een getrainde verpleegkundige. De vrouw en haar partner moeten roeien met de riemen die ze hebben, en vaak worstelt ook de partner zodanig met de situatie dat hij behoefte heeft aan hulp. Hij is in elk geval deel van de oplossing, stelt Bakker. Voor beide partners geldt dat ze vooral praktische informatie en bemoediging van belang vinden. “Het komt voor dat gemeenschap hebben helemaal niet meer mogelijk is”, zegt Bakker, “maar zelfs dat wil niet zeggen dat er geen seksueel plezier kan zijn. De partners moeten samen uitzoeken wat haalbaar en prettig is. Als het plezier in seks voorop staat, kom je een heel eind.”

Hoe geëmancipeerder, hoe meer nazorg

Hoe spijtig ook, Bakker ontdekte dat momenteel de meest uitgebreide nazorg vaak naar de meest geëmancipeerde vrouwen gaat. “Dat zijn vrouwen die mondig zijn en sneller geneigd zijn om mee te doen aan een onderzoek als dit. Je hebt ook een groep met een lage opleiding en analfabetische vrouwen voor wie dat veel minder geldt. Dan wordt begeleiding een stuk lastiger, maar niet minder nodig.”

Hoe het proces naar het herstel van het seksuele leven verloopt, hangt sterk af van de persoonlijke coping-stijl van de vrouwen: hoe gaan ze om met de veranderde en soms beperkte mogelijkheden die ze hebben? De wens en de wil om weer seksueel te functioneren is daarbij de drijvende kracht.

Pilot

Het liefst zou Bakker zien dat vrouwen met gynaecologische kanker automatisch nazorg krijgen van daarvoor getrainde verpleegkundigen; zij praten rond de behandeling met de patiënten toch al vaak over intieme onderwerpen als seksualiteit. Er is een onderzoeksaanvraag ingediend voor een gecontroleerde trial waaraan alle Nederlandse kankercentra deelnemen en waar ook weer een promovendus aan is verbonden. Bakker zelf zal bij dat onderzoek geen rol spelen: ze is bezig aan een full time opleiding tot GZ-psycholoog in het AMC.

Bron LUMC

Diagnose buikvlieskanker

Patiënten die de diagnose buikvlieskanker krijgen in één van de acht gespecialiseerde ziekenhuizen, hebben een 3,5 keer grotere kans op het ondergaan van een op genezing gerichte operatie; de zogenoemde HIPEC-operatie. Ook hebben deze patiënten een betere levensverwachting. Dat blijkt uit onderzoek van het Catharina Ziekenhuis in samenwerking met het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).

Het onderzoek is eind april gepubliceerd in het tijdschrift European Journal of Cancer en is begin dit jaar op het internationale oncologie-congres ECCO2017 uitgeroepen tot Best Abstract.

Levensverwachting

Met behulp van de Nederlandse Kankerregistratie zijn alle 2661 patiënten in Nederland geïdentificeerd die tussen 2005 en 2015 de diagnose buikvlieskanker uit dikkedarmkanker zonder uitzaaiingen buiten de buik kregen. Van deze patiënten werd gekeken of en wanneer zij overleden zijn, welke behandelingen zij ondergingen en in welk ziekenhuis zij hun diagnose kregen. Ziekenhuizen werden hierbij opgedeeld in acht ‘HIPEC-ziekenhuizen’ en 81 ‘verwijzende ziekenhuizen’.

Het aantal patiënten dat een HIPEC-operatie onderging varieerde sterk van 0% (in 5 ziekenhuizen) tot 50%. Eén op de 3 patiënten die de diagnose kreeg in een HIPEC-ziekenhuis onderging de HIPEC-operatie, tegenover 1 op de 9 patiënten in verwijzende ziekenhuizen. De gemiddelde levensverwachting varieerde van 3 tot 28 maanden tussen Nederlandse ziekenhuizen. De gemiddelde levensverwachting na diagnose in HIPEC-ziekenhuizen was 14 maanden, tegenover 9,5 maanden in verwijzende ziekenhuizen. Ook in de verwijzende ziekenhuizen waarin patiënten vaker een HIPEC-operatie ondergingen, bleek de levensverwachting beter dan in de ziekenhuizen die minder vaak patiënten doorstuurden.

De HIPEC-operatie is een op genezing gerichte behandeling voor patiënten met buikvlieskanker uit dikkedarmkanker. Voor patiënten die voor deze intensieve behandeling in aanmerking komen, biedt het de enige kans op langdurige overleving. Deze intensieve chirurgische behandeling verlengt de gemiddelde overleving van een patiënt met buikvlieskanker van 6 naar 36 maanden. De HIPEC-operatie wordt wereldwijd dan ook in toenemende mate toegepast. Een enquête liet echter zien dat er verdeeldheid bestaat over de waarde van de HIPEC-operatie voor buikvlieskanker onder Nederlandse chirurgen en oncologen. Resultaten van dit onderzoek bevestigen deze verdeeldheid.

Hoog niveau

De Dutch Peritoneal Oncology Group (DPOG), een recent opgerichte landelijke multidisciplinaire onderzoeksgroep naar buikvlieskanker, heeft als doel de diagnostiek en behandeling voor patiënten met buikvlieskanker verder te verbeteren. Een manier om dat te realiseren is het wekelijks bespreken van patiënten uit andere ziekenhuizen met medisch specialisten uit een HIPEC-ziekenhuis. “Dat werkt twee kanten op”, aldus chirurg dr. Ignace de Hingh van het Catharina Ziekenhuis. “Wij kunnen door onze expertise beter inschatten of een patiënt wel of niet geopereerd kan worden. En door deze wekelijkse bespreking blijft de kennis over deze vorm van kanker in de deelnemende ziekenhuizen op een hoog niveau.

Bron: Catharina Ziekenhuis Eindhoven / IKNL