Maandelijks archief: februari 2017

Nieuwe medicijnen tegen kanker

De afgelopen tien jaar zijn er 53 nieuwe medicijnen tegen kanker ontwikkeld.

Gemiddeld heeft een patiënt hierdoor 3,4 maanden levensverlenging, maar dit gaat niet altijd samen met een goede kwaliteit van leven.

Onderzoekers van de Harvard University en de London School of Economics and Political Science stelde vast dat medicijnen tegen borstkanker met 8,5 maand extra leven het meest succesvol bleken te zijn.

Van de onderzochte medicijnen zijn er in totaal 22 die de levenskwaliteit van een patiënt verbeteren. 

De onderzoekers stellen wel dat het verstandig is om een goede afweging te maken bij het toepassen van medicijnen. “De levensverlenging loopt sterk uiteen en dit gaat vaak ten koste van de kwaliteit en de veiligheid van het leven van de patiënt.”

In veel gevallen is het onzeker hoeveel levensverlenging een medicijn daadwerkelijk kan bieden.

Bij het toelaten van een medicijn op de markt wordt meestal gekeken naar de tijd dat kanker niet terugkeert, en dus niet naar de uiteindelijke overlevingscijfers.

Bron: Nu.nl

Fertiliteitspreservatie

De overlevingskansen na de behandeling van kanker zijn tegenwoordig steeds beter.

Het Antoni van Leeuwenhoek heeft daarom ook aandacht voor de kwaliteit van leven van de patiënt na de behandelingen. Een mogelijke bijwerking van een behandeling met chemotherapie en radiotherapie is onvruchtbaarheid.

Het Antoni van Leeuwenhoek biedt in samenwerking met het Academisch Medisch Centrum (AMC) en Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) patiënten de mogelijkheid voor fertiliteitspreservatie. Dit is het invriezen van:

  • zaadcellen (sperma)
  • testisweefsel
  • eicellen
  • embryo’s
Fertiliteitspreservatie voor start behandeling

Kankerbehandeling (chemotherapie, radiotherapie, chirurgie) kan schadelijke effecten voor de vruchtbaarheid geven. Fertiliteitspreservatie (invriezen) eicellen/embryo’s/zaadcellen) kan daarom alleen voorafgaand aan de kankerbehandeling.

Dit is in de praktijk het moment tussen diagnose en kankerbehandeling. In sommige gevallen is er weinig tijd. Daarom is het belangrijk dat patiënten tijdig op de hoogte zijn van de mogelijkheden van fertiliteitspreservatie.

Meer informatie

Meer informatie over fertiliteitspreservatie vindt u op de website van het Nederlands Netwerk fertiliteitspreservatie (NNF).

Bron: Antoni van Leeuwenhoek/ AMC/ LUMC

 

Diagnose borstkanker

Patholoog Jelle Wesseling van het Antoni van Leeuwenhoek krijgt een Brits-Nederlandse prijs van ruim 17 miljoen euro om onderzoek te doen naar een afwijking die wordt beschouwd als borstkanker maar dat vaak niet blijkt te zijn. Het gaat om DCIS, een woekering van cellen die zich beperkt tot de melkgangen. Vorig jaar kreeg een op de zeven vrouwen met borstkanker die diagnose. Ze werden allemaal geopereerd terwijl dat vermoedelijk lang niet altijd nodig is.

Het aantal diagnoses van DCIS is de afgelopen decennia sterk toegenomen, vooral door betere screening. Vorig jaar kregen 2675 vrouwen de diagnose, ruim 15 procent van alle vrouwen met borstkanker. In 1990, voordat het bevolkingsonderzoek werd ingevoerd, ging het om slechts 375 gevallen (4 procent van het totaal). Vrouwen met DCIS voelen meestal geen knobbeltje in hun borst. De afwijking wordt vaak ontdekt omdat die gepaard gaat met kalkspatjes die op foto’s goed te zien zijn.

In de meeste gevallen, zegt Wesseling, blijven de onrustige cellen in de melkgangen zitten, waar ze geen kwaad kunnen. Soms groeien ze door naar het borstweefsel en ontwikkelen ze zich tot kanker. Artsen weten nu niet bij welke vrouwen de cellen mogelijk de verkeerde kant opgaan en kunnen daardoor geen goede informatie geven over de risico’s. Het onderzoek van Wesseling moet daarin verandering brengen. Doel is om onnodige belastende ingrepen te voorkomen. Nu worden alle vrouwen met DCIS behandeld alsof ze kanker hebben. Dat betekent een borstsparende operatie, gevolgd door bestralingen en soms zelfs een amputatie.

Beter onderscheid

Wesseling gaat uitzoeken hoe beter onderscheid kan worden gemaakt tussen de ongevaarlijke en de gevaarlijke vorm. Nu kan weliswaar onder de microscoop onderscheid worden gemaakt tussen ‘slaperige’, weinig actieve en actieve cellen, legt hij uit, maar dat geeft te weinig houvast voor een besluit over de behandeling. Wesseling gaat onder meer kijken naar dna-kenmerken en naar eigenschappen die het gedrag van cellen bepalen. Vreemd genoeg, zegt Wesseling, wordt er bij kanker volop genetisch onderzoek gedaan, terwijl dat bij DCIS nauwelijks het geval is. Hij hoopt dat het in de toekomst mogelijk wordt om bij vrouwen met DCIS een biopt van afwijkende cellen af te nemen om dan, op basis van een rij eigenschappen, het verloop van de ziekte te voorspellen.

Deze maand is de Amsterdamse patholoog met een internationaal team in dertig Europese ziekenhuizen begonnen aan vergelijkend onderzoek. Vrouwen bij wie de DCIS-cellen er onder de microscoop weinig actief uitzien worden in twee groepen verdeeld: de ene groep krijgt de gangbare behandeling (opereren en bestralen), bij de andere groep wordt afgewacht. Doel is om aan te tonen dat het inderdaad veilig is om niet in te grijpen bij die weinig actieve afwijkingen. Met een jaarlijkse borstfoto kan dan de situatie bij de vrouwen in de gaten worden gehouden.

Geld voor het onderzoek komt voor de helft van Cancer Research UK, de grootste fondsenwervers ter wereld op het gebied van kanker. De andere helft is beschikbaar gesteld door KWF Kankerbestrijding.

Bron artikel: de Volkskrant 10 februari 2017/Antoni van Leeuwenhoek